Het slachtoffer op hoge leeftijd

Wanneer iemand van 25 jaar wordt aangereden en daaraan blijvend letsel overhoudt, worden bij de letselschadeberekening vaak de schadeposten huishoudelijke hulp en/of verlies van zelfwerkzaamheid meegenomen. Deze schadeposten worden dan meestal doorberekend tot 70 jaar. Maar wat nu als het slachtoffer deze leeftijd al (bijna) heeft bereikt? En hoe zit het met de omvang van het smartengeld bij een slachtoffer op hoge leeftijd?

Het uitgangspunt en de doelstelling bij de berekening van de schade is om het slachtoffer, zoveel mogelijk, in de toestand te brengen waarin hij/zij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden. Daarbij moet de schade worden berekend met inachtneming van alle feiten en omstandigheden van het concrete geval.

In het verleden werd vaak uitgegaan van een looptijd tot de leeftijd van 70 jaar. Na het 70e levensjaar, zo was de gedachte daarbij, zal men toch al niet meer kunnen functioneren op het niveau zoals men dat gewend was. Het ouder worden heeft ook invloed op het zelfstandig functioneren.

De levensverwachting is de laatste tijd echter fors toegenomen en ouderen worden tot op een hoge leeftijd nog geacht zichzelf te kunnen redden. Daarom heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden besloten deze eindleeftijd bij te stellen. De al eerder herkenbare ontwikkeling dat ouderen tot op hoge leeftijd in staat worden geacht zelfredzaam te zijn, is daardoor alleen maar versterkt. In combinatie met de fors toegenomen levensverwachting acht het hof het op zijn plaats om voor de vergoeding van huishoudelijke hulp en zelfwerkzaamheid een eindleeftijd van 75 jaar tot uitgangspunt te nemen.

Stel dat het slachtoffer zowel deze ‘fictieve’ eindleeftijd als de statistische eindleeftijd al heeft bereikt. Tot welke leeftijd moet de schade dan worden doorberekend? Hierbij moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval, o.a. de mate waarin iemand nog actief in het leven staat en het aantal (te verwachten) jaren waarin iemand nog in een goede gezondheid zelfstandig had kunnen leven en wonen. Dat blijft natuurlijk een inschatting want niemand weet wanneer de aftakeling inzet. Daarover kan discussie gevoerd worden. Soms is het raadzaam om de schade jaarlijks af te rekenen.

Hoe zit het dan met het smartengeld bij iemand op hoge leeftijd? In het verleden is wel gesteld dat de korte duur van het lijden, vanwege de hoge leeftijd van het slachtoffer, een drukkend effect had op de hoogte van het smartengeld. Anders gezegd: hoe hoger de leeftijd van het slachtoffer, hoe lager het smartengeld, want de pijn en het verdriet hoeven dan minder lang gedragen te worden. Dit standpunt is door de rechtbank Midden-Nederland onlangs verworpen. De leeftijd en daarmee de duur van het lijden mag geen significante invloed hebben op de omvang van de vergoeding. De kortere levensduur of looptijd mag niet betekenen dat het smartengeld lager zou moeten zijn voor een slachtoffer op hoge leeftijd.

De leeftijd van het slachtoffer heeft invloed op de omvang van de schadevergoeding. Hoe jonger het slachtoffer, hoe langer de looptijd, en dus hoe hoger het schadebedrag zal (moeten) zijn. In de hiervoor genoemde voorbeelden wordt duidelijk dat de hoge leeftijd van het slachtoffer niet doorslaggevend is. Ouderen hebben ook een leven, en ook op dat leven is er een forse impact indien het na een ongeval anders wordt. Gelukkig bestaat ook voor deze kwetsbare groep in de rechtspraak volop aandacht.

Mr. R.M.R. Szafranski
23 maart 2021


Pennino Advocaten