//= get_template_directory_uri() ?>
Het is al jaren gebruikelijk dat aansprakelijkheidsverzekeraars gemiste inkomsten uit zwartwerk vergoeden in letselschadezaken. Voor de meesten klinkt dit waarschijnlijk heel vreemd. Toch heeft de Hoge Raad dit in 2000 besloten. Dit standpunt is gebaseerd op het algemene uitgangspunt zoals dat geldt in het Nederlandse schadevergoedingsrecht. Het slachtoffer dient zoveel mogelijk in de toestand te worden gebracht waarin hij/zij zou hebben verkeerd als de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden.
Zwarte verdiensten vormen net zozeer vermogensschade als “officiële” inkomsten. Volgens de Hoge Raad moet de rechter aan de hand van het beschikbare bewijs vaststellen – en eventueel schatten – welk netto-inkomen het slachtoffer zou hebben gehad als belasting en premie zou zijn ingehouden. Hetgeen voor vergoeding in aanmerking komt zijn dus de “bruto” verdiensten uit zwartwerk, onder aftrek van de fictieve belasting. Belangrijk punt is wel dat dit alleen geldt voor werkzaamheden die legaal zijn. Uiteraard kunnen zwarte inkomsten uit bijvoorbeeld drugshandel of diefstal niet voor vergoeding in aanmerking komen, maar inkomsten uit bijvoorbeeld poets- of kluswerkzaamheden wel.
De laatste tijd horen we echter steeds meer geluiden van verzekeraars en ook in de literatuur dat deze praktijk in de huidige tijd niet meer zou moeten gelden. De vergoeding van zwarte inkomsten zou maatschappelijk niet langer aanvaardbaar zijn, vooral in de situatie dat een slachtoffer een fulltime werkweek heeft waarin hij “witte” inkomsten vergaart en daarnaast in de avonden en weekenden nog “zwart” bijklust. De gedachtegang is dan dat het slachtoffer deze extra werkzaamheden hoogstwaarschijnlijk niet verricht zou hebben als hij hier belasting over had moeten betalen. Het financiële gewin bij zwartwerken zal immers de drijfveer zijn. Moeten verzekeraars nog langer meewerken aan deze belastingontduiking vragen tegenstanders zich af.
Maar hoe denkt de rechter daarover? Een voorzieningenrechter in Noord-Holland heeft in kort geding op 16 januari 2020 deze gedachtegang gesteund en de zwarte verdiensten niet in de schadeberekening meegenomen. De rechter overwoog dat een algemeen aanvaard uitgangspunt in het Nederlandse recht immers is dat nadeel, gerelateerd aan niet-rechtmatige belangen, in beginsel niet voor vergoeding in aanmerking komt. De zaak is opnieuw voorgelegd in een bodemprocedure en de rechtbank Rotterdam heeft op 29 januari 2021 toch geoordeeld dat het verlies van zwarte inkomsten aan het slachtoffer moet worden gecompenseerd. De rechter sluit zich dus toch aan bij de Hoge Raad. Bij de gehanteerde berekeningswijze is, naar het oordeel van de rechtbank, geen sprake van vergoeding van schade in een niet-rechtmatig belang. De verrichte werkzaamheden, waarmee het slachtoffer in deze zaak “zwarte” inkomsten vergaarde, zijn op zichzelf immers niet verboden of onrechtmatig. Het niet afdragen van belastingen over die inkomsten is wel verboden en onrechtmatig, maar deze (fictieve) fiscale afdracht wordt juist niet gecompenseerd.
Het is dus onrustig op dit vlak, echter lijkt het erop dat rechters de lijn die gevolgd is na de uitspraak van de Hoge Raad in 2000 nog wel even blijven volgen.
Pennino Advocaten